Sandra Beijer en Natasja Raijmakers hebben een subsidie van bijna 45.000 euro toegekend gekregen voor (verder) onderzoek naar psychosociale gevolgen (gevolgen op geestelijk en sociaal vlak) van voedingsproblemen bij patiënten met vergevorderde kanker. Dit onderzoek is een vervolg op eerder onderzoek naar de psychosociale gevolgen van het niet kunnen eten, de impact van deze psychosociale gevolgen voor patiënt en naasten en hun behoefte aan informatie en ondersteuning. Dit vervolgonderzoek richt zich op het beantwoorden van de volgende vraag: Waarom sluit de psychosociale ondersteuning bij (sterk) verminderde eetlust en onvermogen tot eten bij patiënten met vergevorderde kanker niet aan bij de behoeften van deze patiënten en hun naasten?
Patiënten met vergevorderde kanker ervaren vaak erge problemen met voeding, die naast lichamelijke gevolgen ook psychosociale gevolgen kunnen hebben, zowel voor de patiënt als voor de naasten (bijvoorbeeld de partner, kinderen of andere familieleden). Eten betekent namelijk zoveel meer dan alleen het binnenkrijgen van genoeg voedingsstoffen. Eten staat symbool voor leven en goed zorgen voor elkaar. Daarnaast betekent eten ook genieten en een moment van gezellig samenzijn. Als je niet goed kan eten, dan kan dat op dit vlak vervelende gevolgen hebben. Aandacht voor deze gevolgen van het niet in staat zijn om te eten is in de palliatieve fase heel erg belangrijk.
Patiënten en naasten geven aan dat de steun die ze nu krijgen nog te vaak gericht is op het binnen krijgen van genoeg voedingsstoffen. Zij zouden van zorgprofessionals graag meer begeleiding willen krijgen bij de psychosociale gevolgen van het niet in staat zijn om te eten. Om dit te kunnen verbeteren, is het nodig om een goed beeld te krijgen van ervaringen en opvattingen van medewerkers in de zorg over psychosociale ondersteuning bij het onvermogen tot eten. Daarnaast is het belangrijk om te weten te komen welke kansen en moeilijkheden zij hierbij ervaren. Door 40 zorgmedewerkers te interviewen hopen ze hier een beter beeld van te krijgen. Die 40 zorgmedewerkers bestaan uit huisartsen, praktijkondersteuners (somatiek en GGZ), praktijkverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten huisartsenzorg, eerstelijns diëtisten en (wijk/oncologie)verpleegkundigen/verzorgenden.
De resultaten van de interviews worden gebruikt om een advieskaart voor zorgprofessionals te maken. Tijdens een bijeenkomst worden kansen en knelpunten besproken. Verder worden er afspraken gemaakt hoe deze adviezen in de dagelijkse praktijk van de zorgprofessionals kunnen worden toegepast.