TILBURG / EINDHOVEN – Overlevenden van kanker hebben vaker te maken met erge vermoeidheid, ook op langere termijn, in vergelijking met mensen die nooit kanker hebben gehad. De mate van vermoeidheid is hangt af van verschillende factoren, waaronder het soort kanker, de tijd die verstreken is sinds de diagnose, de leeftijd, eerdere behandeling met chemotherapie of de aanwezigheid van een of meer bijkomende ziekten. Volgens Olga Husson en collega’s is het belangrijk om deze mensen te voorzien van goede informatie tijdens of na de behandeling en meer nadruk te leggen op controle en zorg van bijkomende ziekten.
Overlevenden van kanker hebben vaak last van vermoeidheid door zowel de ziekte zelf als de behandeling van de ziekte. Het doel van deze studie was om de ernst van de vermoeidheid onder overlevenden van diverse kankersoorten te vergelijken met mensen die nooit kanker hebben gehad.
Profiel-studie
Voor de studie werden gegevens van patiënten gebruikt afkomstig uit Profiles Registry. De gegevens die gebruikt werden, waren van patiënten die de diagnose baarmoederkanker of darmkanker hadden gekregen tussen 1998 en 2007, van patiënten die de diagnose schildklierkanker hadden gekregen tussen 1990 en 2008 en van patiënten die de diagnose lymfeklierkanker of multipel myeloom hadden gekregen tussen 1999 en 2009. Om mee te vergelijken werd een groep van 2040 mensen zonder kanker gebruikt. Alle deelnemers vulden de vermoeidheidsvragenlijst in.
Uit het onderzoek bleek dat mensen met kanker vaker moe waren in vergelijking met de mensen zonder kanker. Van de patiënten die behandeld werden vanwege baarmoederkanker of dikkedarmkanker had 39% last van vermoeidheid. Bij lymfeklierkanker was dit tussen de 40% en 43%. Na behandeling van schildklierkanker had 44% te maken met vermoeidheid en na multipel myeloom 51% van de overlevenden. In vergelijking had maar 21% van de mensen zonder kanker last van vermoeidheid.
Factoren rond vermoeidheid
Het optreden of de aanwezigheid van vermoeidheid was afhankelijk van de volgende factoren: kortere tijd sinds de diagnose (korter naar diagnose meer last dan langer na diagnose), jongere leeftijd (jonger meer last dan ouder), vrouwen versus mannen (vrouwen meer last dan mannen), chemotherapie (wel chemotherapie meer last dan geen chemotherapie), bijkomende ziekten (geen bijkomende ziekten minder last dan 1 bijkomende ziekte, 1 bijkomende ziekte minder last dan meer bijkomende ziekten), opleidingsniveau (laag niveau meeste last, hoog niveau minste last) en het ontbreken van een partner (ontbreken partner meer last dan niet ontbreken partner).
Olga Husson en collega’s komen tot de conclusie dat vermoeidheidsniveaus onder overlevenden groot zijn, ook op langere termijn, en dat ze variëren afhankelijk van het soort kanker, de tijd sinds de diagnose, leeftijd, geslacht, behandeling met chemotherapie, het aantal bijkomende ziekten, het opleidingsniveau en de aanwezigheid van een partner.
Informatie en nazorg
Kijkend naar het feit dat meer overlevenden van kanker zich vermoeid voelen in vergelijking met de mensen zonder kanker, is het volgens de onderzoekers van belang om deze mensen te voorzien van de juiste informatie tijdens of na behandeling. Ook zijn er controles nodig om deze vermoeidheid tijdig te signaleren en behandelen. Daarnaast wordt aanbevolen om meer nadruk te leggen op betere controle en zorg van bijkomende ziekten bij overlevenden van kanker.